Een weerwolf is in de Europese folklore een mens die 's nachts in een wolf verandert en dieren, mensen of lijken verscheurt vooraleer tot zijn menselijke vorm terug te keren. Aan weerwolven wordt bovenmenselijke kracht toegeschreven, gekoppeld aan sterk ontwikkelde zintuigen.
Sommige weerwolven veranderen van vorm wanneer ze willen, terwijl anderen - doordat ze zelf door een weerwolf gebeten zijn - onder invloed van de volle maan buiten hun wil om van gedaante veranderen. Wanneer een weerwolf gewond is na zijn transformatie zullen zijn wonden ook zichtbaar zijn in zijn menselijke vorm. Het geloof in weerwolven is verspreid over de hele wereld. De psychiatrische conditie waarbij iemand gelooft dat hij een wolf is, is gekend onder de naam lycantropie.
De naam komt van het Germaans (Angelsaksische) wer (dat weer verwant is aan het Latijn vir, man) dat 'mens' betekent, en wolf en betekent dus eigenlijk menswolf. Andere bronnen leiden het woord af van "warg-wolf", waar "warg" (later werg of wero) verwant is met het Oudnoorse "vargr" dat schelm of bandiet betekent of, eufemistsch gebruikt, 'wolf'.[2]
Mythe van Lycaon
Mogelijk zit er achter het volksgeloof in weerwolven de ervaringen met verschillende ziektes en aandoeningen.
* Ten eerste kan hypertrichose in de meest extreme gevallen haargroei over het hele lichaam (tot in het gelaat) veroorzaken (weerwolfsyndroom), zoals bij Stephan Bibrowski.
* De tweede ziekte is bekender: rabiës oftewel hondsdolheid. De lijder wordt besmet door de beet van een hondsdol dier (dit kan een hond, vleermuis of wolf zijn), en zal in het terminale stadium aanvallen van razernij krijgen, waarbij het schuim op de mond staat. Hoogstwaarschijnlijk is met name uit de ervaring hiermee de mythe van de weerwolf ontstaan.
* Een derde mogelijkheid is een psychische aandoening die klinische lycantropie wordt genoemd.
Toch zijn er ook tal van gevallen bekend waarbij mensen bij wijze van grap zelf voor weerwolf gingen spelen. In zeldzame gevallen zelfs met slechte afloop. In Wange werd - volgens een plaatselijk verhaal - een man vrijwel dagelijks besprongen door een weerwolf. Op aanraden van zijn vrienden had hij een bijl meegenomen waarmee hij de weerwolf neersloeg. De volgende dag bleek een jongeman uit het dorp vermoord.
Van de in Europa beschreven gevallen van metamorfose komt de verandering in de gedaante van een wolf het meest voor. Weerwolfverhalen komen onder meer voor in Engeland, Wales, Ierland, Zuid-Frankrijk, Duitsland, Litouwen, Bulgarije, Servië, Bohemen, Polen en Rusland. Alleen in Denemarken, Zweden, Noorwegen en IJsland komen ook soortgelijke verhalen over beren voor.
Een van de oudste gekende verhalen is dat van Lycaon uit de Griekse mythologie. Volgens een van de versies zou Lycaon in een wolf veranderd zijn door het eten van mensenvlees. Plinius vertelt ons [3] het verhaal van een man uit de familie van Antaeus die, door het lot uitgekozen, naar een meer in Arcadia werd gebracht, zijn kleren aan een es hing en het meer overzwom. Dit had tot gevolg dat hij veranderde in een wolf en in die gedaante zwierf hij negen jaar rond. Indien hij na die tijd geen mens had aangevallen, mocht hij het meer terug overzwemmen en zijn mensengedaante terug aannemen. Herodotus (IV, 105) vertelt ons dat de Neuri, een stam uit Oost-Europa, jaarlijks voor enkele dagen veranderde in wolven en ook Vergilius (Eclogues, viii. 98) is vertrouwd met de transformatie van mens tot wolf.
In het bijzonder het Frankrijk van de 16de eeuw leek gebukt te gaan onder een 'besmetting' door weerwolven, getuige het grote aantal rechtszaken over personen die ervan verdacht werden een weerwolf te zijn. In sommige gevallen, zoals dat van de familie Gandillon in de Jura, de kleermaker van Châlons en Roulet in Angers (allen uit het jaar 1598) werd bewijs geleverd van moord en kannibalisme, maar niet van associatie met wolven. In andere gevallen, zoals dat van Gilles Garnier in Dôle in 1573, was er bewijs voor het bestaan van een wolf zonder dat die in verband kon worden gebracht met de beschuldigde. Een onverklaarbaar fenomeen bij al deze rechtszaken was de bereidheid van de beschuldigden om niet alleen te bekennen, maar ook om details te geven over de metamorfose zelf. In 1603, op het hoogtepunt van deze 'lycantropiekoorts' werd in het geval van Jean Grenier te Bordeaux geoordeeld dat lycantropie niets meer was dan een waanvoorstelling. Vanaf dan werd de 'loep-garou' niet langer beschouwd als een gevaarlijke ketter en viel terug op de eerdere, voorchristelijke voorstelling van 'de man-wolf-vijand', wat nog steeds zo voortleeft onder de Franse plattelandsbevolking.
In Pruisen, Lijfland en Litouwen richtten - volgens de bisschoppen Claus Magnus en Majolus - weerwolven tijdens de 16de eeuw veel meer leed aan dan gewone, natuurlijke wolven.
In Engeland, waar aan het begin van de 17de eeuw onder de regering van Jacobus I nog ijverig aan heksenvervolging werd gedaan, was de wolf al lang uitgestorven. Daardoor kon de monarch zelf met beslistheid verklaren dat een weerwolf iemand was die leed aan een waandenkbeeld "warwoolfes” as victims of delusion induced by a naturall superabundance of melancholie." [4] Kleinere wezens zoals katten, wezels en hazen (witch-animals) kwamen daarentegen wel in aanmerking als dieren waarin de heks of tovenaar zichzelf kon veranderen.